Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Dormir

betekenis & definitie

I. slapen; rusten; (stil)staan; dormir son compte, uitslapen; ne dormir que d'un œil (en gendarme, en lièvre), een hazenslaapje doen, een lichte slaap hebben; dormir profondément (sur les deux oreilles, à poings fermés), vast slapen, slapen als een roos; dormir comme un sabot (un loir, une souche, une marmotte), slapen als een os; dormir tout éveillé, suffen; dormir debout, omvallen van de slaap; qui dort dîne, wie slaapt.vergeet zijn honger; il n'est pire eau que l'eau qui dort, stille waters hebben diepe gronden;

II. slaap, ’t slapen.

< >