Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Demeurer

betekenis & definitie

(met être) blijven, over-, bijblijven; (met avoir) wonen, verblijven; demeurer confus, met beschaamde kaken staan; demeurer court, blijven steken; demeurer indécis, maar niet kunnen besluiten; demeurer interdit, verstomd staan; demeurer pensif, in gedachten verzonken zijn; demeurer silencieux, zwijgen; il ne demeure pas sans rien faire, hij zit niet stil; en demeurer là, daarbij blijven; het daarbij laten; où en étais-je demeuré?, waar was ik gebleven?; en demeurer d'accord, het ermee eens zijn; il n'en demeure pas moins que vous avez..., toch hebt gij...; il est (a) demeuré une heure à s'habiller, hij is een uur bezig geweest met (heeft een uur gedaan over) zijn toilet; il est (a) demeuré longtemps à revenir, het heeft lang geduurd voor hij terugkwam; demeurer en arrière, achterblijven; demeurer en arrière (en reste), in gebreke blijven, onderdoen; demeurer sur place, op de plaats dood blijven.

< >