I. dame, juffrouw, (me)vrouw; dam(schijf); schijf [triktrak]; koningin [schaakspel]; vrouw; (keer)dam; damsteen [v. hoogoven]; straatstamper; jeune dame, jonge gehuwde vrouw; Notre Dame, O.L. Vrouwe; dame de charité, armbezoekster; dame de cœur, hartenvrouw; dame de compagnie, juffrouw van gezelschap; dame de la halle, marktvrouw; dame d’honneur, hofdame; aller à dame, dam halen; jouer aux dames, dammen; jeu de dames, damspel;
II. ja, och, drommels!, jongen, jongen!