I. begrijpen, verstaan, vatten, snappen; bevatten, omvatten, inhouden, insluiten; comprendre dans, begrijpen onder; je n'y comprends tien, ik begrijp er niets van; se faire comprendre, zich verstaanbaar maken;
II. se comprendre, begrepen worden; cela se comprend, dat is te begrijpen, dat laat zich denken.