Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Circuler

betekenis & definitie

omlopen, circuleren, rondgaan, rondlopen, heen en weer gaan (rijden); dóórlopen [op straat], dóórstromen [v. lucht]; zich bewegen; in omloop zijn; circulez!, dóórlopen!; faire circuler, in omloop brengen [gerucht]; laten rondgaan, doorgeven.

< >