Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Chanter

betekenis & definitie

zingen, kraaien, sjirpen, ruisen, piepen, knapperen, loeien; bezingen, verkondigen; voorzingen; chanter en parlant, spreken op een deun; c'est comme s’il chantait, ze laten hem maar praten; que vient-il nous chanter?, wat vertelt hij daar?; gu’est-ce gu’il chante, ce livre?, wat staat er al zo in dit boek?; si ça me chante, als ik er puf in heb; faire chanter qn., iem. tot bekentenis brengen; iem. laten dokken.

< >