Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Autant

betekenis & definitie

evenveel, evenzeer (ook: tout autant), evenzo, even, zoveel; j'aime autant, ik wil net zo lief; autant dire, nagenoeg, zo goed als; autant dire que vous avez tort, dan kunt ge evengoed schuld bekennen; en faire autant, hetzelfde doen; autant rester ici, we kunnen evengoed hier blijven; il vaut autant, men kan evengoed; ou autant vaut, of zo goed als, nagenoeg; c'est autant de gagné, c'est autant de pris (sur l’ennemi), dat hebben we alvast binnen, ’t ia zuivere winst; autant que, voor zover; d’autant, daarmede, in gelijke mate, naar evenredigheid; soms: duchtig; d’autant mieux, des te beter; d’autant moins, te minder; d’autant plus, te meer; d’autant plus mal, des te slechter; d’autant (plus) que, te meer daar; pour autant, overigens; pour autant que, voor zover.

< >