Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Attirer

betekenis & definitie

I. aantrekken; trekken, vestigen [aandacht]; aan-, verlokken, lokken; bezorgen, berokkenen, doen neerkomen (sur op); (voor zich) winnen; un malheur en attire un autre, een ongeluk komt zelden alleen;

II. s’attirer, zich op de hals halen, oplopen, zich berokkenen, verwerven.

< >