I. handelen, te werk gaan; (handelend) optreden, ingrijpen, zijn invloed aanwenden; werken, inwerken, uitwerking hebben; agir contre qn., iem. in rechten vervolgen;
II. il s'agit de, ’t komt er op aan, ’t betreft, ’t geldt; ce dont il s’agit, waar ’t om (over) gaat; il s’agit bien de cela!, daar is thans geen tijd voor; il s’agit de savoir si, het is de vraag of.