Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Abri

betekenis & definitie

schuilplaats, toevlucht(soord), beschutting, afdak; schuilgelegenheid, schuilkelder, bunker; à l’abri de, beschut, beveiligd, gevrijwaard, onvatbaar voor; onder bescherming van; mettre à l’abri beveiligen, onder dak brengen; se mettre à l’abri, (de), schuilen, zich in veiligheid brengen (voor); sans abri, dakloos.

< >