De Oostenrijker werd in 1970 wereldkampioen, maar zijn weduwe nam de beker in ontvangst
Aan het eind van de jaren zestig komt er in de Formule 1 langzamerhand aandacht voor de veiligheid. Coureurs maken zich sterk voor veiligere circuits, gaan brandwerende overalls dragen en eisen medische voorzieningen op de circuits. Jochen Rindt niet. Aan hem is de discussie, die op gang werd gebracht door Jackie Stewart en door steeds meer van zijn collega’s wordt overgenomen, niet besteed. Rindt wil alleen maar winnen, de rest is bijzaak. In 1970 heeft Rindt al vijf races gewonnen.
Hij gaat naar Monza met een voorsprong van twintig punten op zijn achtervolger, Jack Brabham. Tijdens de trainingen ziet Rindts collega Denny Huline hoe Rindts Lotus tijdens het remmen plotseling naar links uitbreekt, dan naar rechts zwiept en vervolgens linksaf in de vangrails duikt. De onderste rail van de vangrails is niet goed vastgemaakt en de auto boort zich daar met zijn neus precies onder, waarna Rindt tegen een van de staanders botst en in de grindbak tot stilstand komt. Reddingswerkers treffen een zwaargewonde coureur aan. Rindt had de gewoonte de onderste riem van zijn veiligheidshamas niet te gebruiken om in geval van brand sneller uit de auto te kunnen komen. Door de klap tegen de staander van de vangrail is hij in zijn cockpit naar beneden geschoten, waarbij de heupgordel zijn keel heeft doorgesneden.
Bij aankomst in het ziekenhuis van Milaan is Rindt al dood. Zijn voorsprong in het WK wordt niet meer achterhaald en op 18 november krijgt Nina Rindt de kampioensbeker van haar man overhandigd.