Concurrentiestrijd tussen verschillende in de Formule 1 actieve bandenfabrikanten.
Sinds 2007 is er nog maar één bandenfabrikant in de Formule 1 aanwezig. Tot 2011 was dat Bridgestone, daarna nam Pirelli het stokje over. Een dergelijk monopolie heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat de FIA zijn bandenpartner kan voorschrijven wat het wil. Het nadeel is dat zonder concurrentie geen enkele fabrikant de grenzen van de reglementen zal opzoeken. Een dergelijke concurrentiestrijd wordt vaak een bandenoorlog genoemd, al ging het in de regel om gezonde competitie tussen twee merken.
Het leidde tot interessante verschillen. Goodyear en Bridgestone namen het in 1997 en 1998 tegen elkaar op met verschillende ontwerpfilosofieën, waardoor de banden gedurende het seizoen steeds sneller en beter werden. In de jaren daarvoor joegen Goodyear en Pirelli elkaar jarenlang op, met als technisch hoogtepunt de extreem zachte kwalificatiebanden die slechts één of twee rondjes meegingen, maar de coureurs in staat stelden duizelingwekkende bochtensnelheden te bereiken. Aan de bandenoorlog kwam een eind nadat Michelin zich in 2006 terugtrok. Het merk leed een jaar eerder zwaar gezichtsverlies tijdens de Grand Prix van Amerika, waar de Michelin-teams problemen kregen met klapbanden. Uiteindelijk gingen alleen de drie Bridgestone-teams van start. Sinds 2006 staat de FIA nog maar één bandenleverancier toe.