Elektrische deken, gebruikt om banden voor gebruik op te warmen tot hun ideale bedrijfstemperatuur.
Formule 1-banden leveren een enorme hoeveelheid grip, maar doen dat alleen als ze de juiste temperatuur hebben. Die temperatuur verschilt per bandencompound, maar in de regel is 100 graden Celsius het minimum. Om banden zo warm te krijgen, moeten er eerst wat rondjes mee gereden worden. Op racesnelheid, anders worden ze niet warm. Maar zolang ze niet warm zijn, leveren ze te weinig grip om er op racesnelheid mee te kunnen rijden. Om uit deze vicieuze cirkel te raken, maakten midden jaren tachtig de bandenwarmers hun opwachting.
Aanvankelijk gebruikten teams alle voorhanden zijnde dekens en doeken om de banden niet te veel te laten afkoelen als de coureur in de training even in de pits kwam om iets te laten veranderen aan de auto. Al snel werden ze elektrisch, zodat ook nieuwe banden konden worden opgestookt tot nabij hun ideale bedrijfstemperatuur. Deze ontwikkeling zorgde voor een sneeuwbaleffect, waarbij bandenfabrikanten hun producten gingen aanpassen op het gebruik van steeds geavanceerdere bandenwarmers. Ferrari bedacht samen met bandenfabrikant Bridgestone een soort elektrische ovens, die achter de pits stonden en waar complete sets banden de hele dag werden warmgehouden. Voor 2020 wilde de FIA bandenwarmers verbieden, maar omdat er nog te veel vraagtekens zijn over de nieuwe 18 inch-banden waarmee de Formule 1 vanaf 2022 gaat rijden, is dat verbod in de ijskast gezet. Wel mogen de bandenwarmers de banden nog maar tot een maximumtemperatuur van 80 graden opwarmen.