Plaats waar de coureur de binnenzijde van de bocht zo dicht mogelijk benadert.
De kortste weg door een bocht is de binnenlijn: wie gedurende de gehele radius van de bocht deze binnenlijn aanhoudt, legt de minste meters af. De snelste manier is dit allerminst. De hoogste snelheid kun je behalen door juist zoveel mogelijk de buitenlijn te nemen. Daar is de radius immers groter en kan de auto met minder frictie tussen de banden en het asfalt rijden. De keerzijde is dat je dan wel een grotere afstand aflegt. De snelste route door een bocht hangt af van drie factoren.
De bocht zelf, de voorafgaande bocht en de volgende bocht. Waarmee we die laatste twee factoren buiten beschouwing laten, is er maar één snelste manier om een bocht te nemen. Aan de buitenkant insturen, gaandeweg steeds dichter naar de binnenlijn toesturen en vlak na het midden weer naar buiten laten lopen. Dat punt op de binnenlijn heet de apex. Elke bocht heeft een apex, maar bij elke bocht is hij anders en de plaats ervan hangt ook af van het type auto. Een auto met weinig vermogen heeft baat bij een vroege apex: dan kan de coureur eerder op het gas en dat komt de snelheid op het stuk na de bocht ten goede. Bij een aaneenschakeling van bochten kan het lonend zijn om de apex van een bocht te laten schieten om beter gepositioneerd te zijn voor de volgende bocht.