Luchthapper boven op de auto die rijwind naar de motor leidt.
De huidige turbomotoren hebben minder lucht nodig dan atmosferische motoren, dus in dat opzicht zou een Formule 1-auto best zonder kunnen. Het zou voor de ontwerpers een zegen zijn, want dat gapende gat levert natuurlijk enorm veel luchtweerstand op. Toch is hij nog nodig, want door alle elektronica, batterijen en hydraulica heeft de airbox een nieuwe functie gekregen: hij is leverancier van koeling geworden. Dat doet de airbox niet in zijn eentje: her en der zijn op de auto sleuven, gaten en kleine scoops aangebracht om op elke plaats waar dat nodig is de juiste hoeveelheid rijwind naar binnen te sturen. Om die reden hebben de teams voor elk circuit een passend bodywork, want op een langzame baan in een warm land moet er meer lucht naar binnen.
Oorspronkelijk werkte de airbox als een soort turbo: de lucht die erdoor naar binnen stroomde, werd door een nauw kanaal naar de motor geleid waardoor de lucht sneller door de inlaatkelken van de toen nog atmosferische motoren naar binnen werd geperst dan de motor het zelf kon aanzuigen. De afmetingen van deze airboxen namen daardoor in de jaren zeventig bizarre proporties aan. Sommige teams voorzagen hun auto van een soort enorme theemuts boven op de motor. Naarmate de kennis van de aërodynamica voortschreed, ontdekten ontwerpers dat de luchtweerstand die dit opleverde niet meer opwoog tegen de winst in motorvermogen.