Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Gepubliceerd op 19-06-2017

Koets

betekenis & definitie

Beroepsbijnaam voor de voerman of vervaardiger van koetsen of een verwijzing naar een toponiem, bijvoorbeeld van een herberg 'De Koets', of een toponiem met een andere, onbekende naamsoorsprong. Het woord koets voor 'wagen, rijtuig' zouden we immers ook te danken hebben aan een plaatsnaam: Kocs in Hongarije, waar het keizerlijk wagenpark gevestigd zou zijn. Via het Hongaarse woord kocsi en het Duitse woord Kutsche heeft Koets in ieder geval in deze betekenis het Nederlands bereikt.

Uit onderstaande genealogische aantekeningen blijkt dat een Groningse familienaam Koets voortkomt uit de Duitse naam Kutsch. In het Duitse familienamenboek van uitgever Duden wordt echter terecht een vraagteken geplaatst bij de voorgenoemde Hongaarse etymologie en er wordt tevens, in relatie tot de naamsvorm Kutschka, een tweetal andere verklaringen naar voren geschoven: verwijzing naar een woonplaats, een toponiem, op basis van het Poolse woord kucza 'tent, loofhut, kraampje', in het Slowaaks kuca 'hut, keet'; en een bijnaam op grond van het Tsjechische woord kuca = 'haarbos' voor iemand met een wilde of ruige haardos.

Tenslotte wijzen we nog op een ander woord koets, met de betekenis 'bed', in het Middelnederlands 'coetse' < fra. couche (vgl. coucher 'slapen').