Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 19-02-2018

Stipriaantje

betekenis & definitie

stroopballetje

Het stipriaantje is uitgevonden door dokter Van Stipriaan Luïscius, daarover bestaat geen twijfel. Maar welke dokter Van Stipriaan Luïscius, dat valt niet met zekerheid te achterhalen.

Er waren er tenminste twee, vader en zoon. Senior was echter verreweg het vindingrijkst, dus het ligt voor de hand dat hij als eerste ontdekte dat een 'zeker afgeplat stroopballetje' uitstekend dienst deed als hoestmiddel.

De dokter moet dit ergens tussen de bedrijven door hebben vastgesteld. Zijn overige uitvindingen waren belangrijker en werden wel te boek gesteld.

Abraham van Stipriaan werd op 10 oktober 1763 in Oudewater geboren. De naam Luïscius kwam erbij toen hij in 1788 trouwde met Theodora Jacoba Luïscius, de laatste naamdrager van dat geslacht. De 25-jarige Abraham was toen al gepromoveerd en had in Delft een praktijk.

Van Stipriaan Luïscius zou zijn leven lang dokter blijven. Hij werd meerdere malen als hoogleraar gevraagd, maar wilde het gewone huisartsenwerk niet opgeven. Wel bekleedde hij een groot aantal nevenfuncties. 'Altoos gereed te helpen waar zijn menschlievend hart hem riep', schrijft Van der Aa, 'was hij de vraagbaak binnen de stad en haren omtrek.'

Van Stipriaan vond een 'berookingstoestel' uit en een 'Bathometer' of 'Zeepeiler' en met tal van publikaties won hij prijzen. Zo kreeg hij in 1790 'den dubbelen gouden eereprijs' voor zijn verhandeling Over de natuur- en scheikundige eigenschappen van de melk der vrouwen, koeijen, geiten, ezelinnen, schapen en paarden. In het Geneeskundig Magazijn schreef hij onder meer het artikel: 'Twee waarnemingen van een gesloten aars'.

Abraham van Stipriaan Luïscius stierf op 2 mei 1829 aan 'eene algeheele uitputting en bijgekomen algemeene waterzucht'. Een naslagwerk schreef een paar jaar later over hem: 'Zijn naam zal niet ligt in vergetelheid komen.' Voor Zuid-Holland klopte dat. De 'balletjes voor den hoest' bleven daar stipriaantjes heten. Omstreeks 1900 werden ze in Leiden nog verkocht: 'naar het recept van zekeren Doctor Stipriaan Luïscius'.

Overigens behielp men zich in de hoofdstad omstreeks die tijd ook wel met breggetjes. Deze 'lichtgele gomballen tegen den hoest' werden genoemd naar hun uitvinder Frans van der Breggen [1784-1843], van 1817 tot 1842 hoogleraar in de geneeskunde in Amsterdam. Wel was de belangstelling voor zijn hoestmiddel vijftig jaar na zijn dood al flink gedaald. De Beer en Laurillard schrijven in 1899: 'Alleen te koop in een banketbakkerswinkel op het Rokin bij de Wijde Kapelsteeg te Amsterdam'.

Anders dan het stipriaantje verdween het breggetje dan ook uit latere woordenboeken.