Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

kattenbak

betekenis & definitie

winkellade

In deze betekenis omstreeks 1800 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, samengesteld uit de processtukken van de zogenoemde Brabantse Bende. Het komt hierin voor in de verbinding kattebakken haalen voor ‘ladelichten’. Köster Henke vermeldt in 1906 in De Boeventaal als varianten katterik en katezel en geeft als voorbeeldzin: ‘Ik kan die kattebak niet nemen; er steunt gajes in den winkel’ (‘ik kan die winkellade niet leeghalen, er is volk in de winkel). In 1911 beschreef de Amsterdamse commissaris C. Batelt in Duister Amsterdam (pp. 138-139) hoe dit ‘ladenlichten’ in z’n werk ging:

De Kromme was vooral een baas in het ladelichten en Hein vertelde in geuren en kleuren hoe dat toeging. De Kromme, een mismaakte jongen met kromme beenen en ietwat scheeven rug, gaf een jongen een paar centen om in den een of anderen winkel wat te gaan koopen en dan tegelijk goed op te nemen of de bewoners ook van achter den winkel of ergens anders vandaan kwamen als er ‘Volk’ werd geroepen. Tevens moest hij goed toezien, waar de kattebak (geldlade) was en of hij ook een slot had. Wanneer deze handlanger zich goed van zijn taak had gekweten en de club, de boefjesclub, goed op de hoogte van den toestand was gebracht, kroop de Kromme op handen en voeten langs den toonbank, schoof er achter, trok behoedzaam de lade open, deed een greep in de geldlade en verdween als een haas. In een oogwenk was het geheele stel jongens de straat uit, om op een stil plaatsje gekomen, den buit te deelen.

Een ‘ladenlichter’ werd in het Bargoens ook wel een ezeltjesdrijver genoemd.

Vergelijk ezeltjerijden.

ezeltjerijden