Zwerver; dakloze; iemand die van de ene plaats naar de andere zwerft en een tijdelijk onderkomen ter beschikking heeft. Ook wel verkort tot nomade (zie Reinsma. 1999).
‘Een stadsnomade raapt peukjes van de straat om daar nieuwe sigaretten van te rollen. Hij kan één sigaret rollen van zes peuken. Hoeveel sigaretten maakt hij van 36 peuken?’
Profiel & Jaargang, 15-05-97
Hij ziet zijn oude cliënt wel eens in de straten van Roermond. Als stadsnomade. Onbenaderbaar en vermoedelijk opgegeven.
GroenLinks Gemeenteraadsfractie Utrecht, 09-01-98, webpagina
Lang voordat projectontwikkelaars zich ontfermden over de Docklands in Londen of Louis van Gaal een maisonnette betrok in Emerald Empire op de kop van het KNSM -eiland, hadden kunstenaars er ateliers, muzikanten er oefenruimtes en stadsnomaden er hun caravans geplaatst.
Het Financieele Dagblad, 07-02-98