Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

open huwelijk

betekenis & definitie

Huwelijk waarin beide partners buitenechtelijke* relaties mogen hebben, elkaar toestemming geven om te copuleren met derden; een monogame relatie die niet strikt monogaam is. Het principe van: ieder zijn (seksuele) vrijheid als het maar in alle openheid gebeurt. Soms kan het de vorm van partnerruil aannemen. Doorgaans wordt gerefereerd aan een heteroseksueel huwelijk, met de achterliggende gedachte dat een normaal huwelijk, waarin de partners enkel met elkaar copuleren, seksuele onderdanigheid met zich meebrengt. Dergelijke afspraken bestaan al eerder.

Bij bepaalde indianen- en eskimostammen was het niet ongewoon dat een man zijn vrouw aan de mannelijke gasten aanbood. In sommige samenlevingen werd buitenechtelijke seks oogluikend toegestaan, zeker voor mannen. Vrouwen konden zich veel minder veroorloven. Hoewel in de achttiende eeuw Europese mannen uit de hogere kringen vaak geen bezwaar maakten indien hun echtgenote er een officiële minnaar op nahield.

De term ‘open huwelijk’ kwam in de (anti-autoritaire) jaren zestig in zwang en rekende in feite af met de zondige connotaties van het begrip overspel.

De tijden van het open huwelijk, die bevlieging van de seksuele revolutie, zijn voorbij. Het minnaarschap bloeit weer als tevoren. In alle varianten die dat instituut van oudsher kent.

De Groene Amsterdammer, 24-04-96

Henk (82) en Marja (76) kwamen er weliswaar laat maar niet té laat achter, ze zijn er na veel geëxperimenteer met het ‘vrije, open huwelijk’ in de jaren ’70 achter wat de waarde van hun relatie is: ‘Wat je belangrijk vindt bij de ander, of dat genoeg is en of je daarmee vooruit kunt,’ zegt Marja in het artikel ‘Waarom wij niet scheiden’ in HP/De Tijd.

NRC Handelsblad, 03-08-2000