Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

maandagvrouwen

betekenis & definitie

Verouderde Bargoense benaming voor de huisvrouwen uit de randgemeenten die alleen op maandag naar Amsterdam afzakten, in beginsel om te winkelen, maar vooral om te tippelen. De term wordt o.a. vermeld door Endt (1974).

De zedenpolitie bevestigde dat de meeste amatrices waren getrouwd, wat zij met name op maandagen konden vaststellen. Op deze eerste dag van de week kwam er namelijk een groot aantal huisvrouwen uit de randgemeenten, de ‘maandagvrouwen’, naar Amsterdam, in beginsel om te winkelen; tevens was het de drukste dag op de beurs. Ook in rendez-voushuizen was het een drukte van belang, waarbij het volgens de politie meestal om betaalde transacties ging. Het is begrijpelijk dat vrouwen die hiervan op de hoogte waren en aan hun reputatie hechtten niet op maandag in Amsterdam gingen winkelen.

A. Stemvers: Meisjes van plezier. De geschiedenis van de prostitutie. 1983