God. De Hebreeuwse benaming voor God is Adonai* of Mijn Heer. Zo lezen we in het tweede hoofdstuk van Genesis (de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. 1951) dat men na de geboorte van de kleinzoon van Adam en Eva begon ‘de naam des Heren aan te roepen’. Wie echter de oudere Willibrord-vertaling raadpleegt, treft op dezelfde plaats in Exodus, en op talrijke andere plaatsen, niet ‘Here’ maar ‘Jahweh’.
De gewoonte om Gods naam niet uit te spreken is al erg oud. In de Septuagint (een door joden gemaakte Griekse vertaling van oudtestamentische teksten, ontstaan tussen 250 en 100 v. Christus) staat de uitspraak van de naam niet weergegeven maar staat er, in het Grieks, ‘Heer’ of ‘God’. Andere eufemistische benamingen voor God zijn o.a. Allerhoogste*, de Gezegende*, de Heiland*, de Zaligmaker *.
Triomf! de Heer is opgestaan. Wij kunnen vrolijk grafwaarts gaan.
Evangelische Gezangen om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde gemeenten gebruikt te worden. 1806