De doorsneeburger gebruikt dit woord zo goed als nooit, tenzij als eufemisme. Het is immers een technische (en dus perfect aanvaardbare) term voor uitwerpselen. Dat laatste woord wordt door de plastische voorstelling als te confronterend ervaren en is bijgevolg taboe. Het platte synoniem ‘stront’ wordt in nette conversaties al helemaal vermeden.
Men verbloemt het daarom vaak door te spreken van essetee* of door het niet voluit te schrijven. De medische wereld maakt dankbaar gebruik van woorden afkomstig uit het Latijn (hier: faecalia) en Grieks om allerlei onaangename kwalen en dingen mee te verhullen. Oorspronkelijk betekende dit woord: residu, bezinksel.
Stinckende dunne faeces.
Versl. Rijksseruminr. 1904-05, geciteerd in WNT
Je durft nauwelijks nog naar ’t toilet sinds je weet dat menselijke faeces ook al de pest zijn voor al wat leeft en groeit in sloot en plas, voor bloempjes, algen en dikkop.
Saartje Burgerhart: Twee keer in de week. Een selectie uit 25 jaar columns. 1987
Wie de psychoanalytische literatuur erop naslaat moet het volgens Fromm wel opvallen hoe veel gevallen er bekend zijn van faeces-fetisjistische schrapers, vrekken en spaarders.
De Groene Amsterdammer, 20-12-95