Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

afgaan

betekenis & definitie

(1) zijn behoefte doen; poepen; stoelgang hebben, zich ontlasten. Volgens het WNT betekende dit woord oorspronkelijk: zich verwijderen en afzonderen om aan de natuurlijke behoefte te voldoen, maar dat eigenlijke denkbeeld zou nu helemaal verdwenen zijn, en de uitdrukking wordt nog uitsluitend gebruikt als eufemisme voor het bevredigen zelf der behoefte. Talrijke eufemismen voor poepen ontstonden overigens in de als preuts bestempelde negentiende eeuw. Vgl. naar achteren* gaan; zich verwijderen.

’s Nachts moest hij dan ook vreeselijk poepen.

Zeg t’r niks van, zei hij naar Van Miersen. Ben de gek, mijn gaat ’t niet an. Voorzichtig stilletjes sloop Willem naar de bestekamer. Maar twee dagen daarna, toen hij maar altijd zei van niet te kunnen afgaan, met de aangebogen hem bedenkende hoofden van Metselaar en den dokter vóór zijn hoofd, schreef de dokter een recept voor een drankje.

Lodewijk van Deyssel: De kleine republiek. 1888

(2.) onder homoseksuelen een eufemisme voor gemeenschap hebben, met elkaar naar bed gaan. Vermeld door Joustra die een hoerenjongen in Uschi (1971) citeert.