vede - penis; mog. van een germ. stam *fid‘heen en weer gaan, wrijven’, waar op ook vedel zou teruggaan. Thans nog in W.-Vl. (DE BO [1873]).
Werp de kroes voor den Droes, val de Meyt na (= bij, H.) 't gat, Het Keeltje droog, en ’t veetje nat, v. MERWEDE, R. Mintr. 140 [1651].