snoepen - (heimelijk) het liefdesspel spelen. Als Jorden dus met Teuntje lagh, ... van ’s aves totten lichten dagh, verleckert op dit snoepen, quam enz., BREDERO 3. 228 [161.].
Die kat heeft wel aan de melk gesnoept, Dat meisje of die vrouw heeft zich oneerbaar gedragen, HARREB. I, 385b [± 1870].
Hierbij: snoepziek, wellustig, geil. Een aanzienlik, doch snoep-ziek Man, Leven en Bedryf v. Klaas Nar 238 [1652].