Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

kat

betekenis & definitie

kat - 1°. Vr. geslachtsorgaan (vgl. poes), 'k Geef geen muys meer aan de kat, WEYERMAN.

Den Vrolyke Tuchtheer 111 [1730]. Ik zag toevallig, bij 't gaan slapen, Uw katjen. CASSANDRA. Erotica 60 [1859].

Hoe lang is 't wel geleden, dat je 7 Eerst van je leven sulk een katje Gestreelt. en voor de kou gebruykt Hebt, s. v. RUSTING. Werken 2', 71 [2e h. 17e e.].

2°. Hoer, snol (TEIRL.. Barg.).

Hierbij: katteminne, vagina. Tautologie met minne ‘poes’. In VI. België (Kryptadia 7, 34). kater, wellusteling, geile kerel: de kater is het prototype van geilheid. En hy is soo heet en Kater, Dat hy krolt in yders huys, Want hy springht wel over 7 water. Als hy weet een mooye puys, St. Nicolaes Milde Gaven B r° [1640].

Hierbij: kateren, katerjagen, een meisje op straat achterna lopen; eig. het s nachts erop uittrekken van krolse katers en katten’. In het Zaans (BOEKENOOGEN 405).

en: katerjacht, het elkaar ’s avonds in het donker opzoeken en nalopen van jongens en meisjes. Ook zo gaen die Messieurs onder desen dekmantel altemets op de kater-jagt, die thans met de Maertse nachten sonderling floreert, DOEDYNS, Haegse Mercur. 19 Maert 1698, 3.