doef - coïtus; eig.: ‘dof klinkende slag of stoot’. In de verb. zijn doefke doen (ook doefen), geslachtsomgang hebben (vgl. bonzen, neuken).
Alleen W.-Vl. (Aant. GEZELI.E).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: