Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Eugenetica of rassenhygiëne

betekenis & definitie

De hygiëne ziet ook in de erfelijke eigenschappen een aangrijpingspunt ter bevordering van de gezondheid. Men bedenke hierbij dat aangeboren niet hetzelfde betekent als erfelijk.

Hoe voorzichtig men moet zijn wijking aan erfelijke factoren blijkt wel daaruit, dat, wanneer een vrouw in de eerste maanden der zwangerschap aan rode hond heeft geleden, gevaar voor een niet geheel gezond kind bestaat. De echte erfelijkheid is afhankelijk van de genen Sommige afwijkingen en ziekten komen veelvuldig in bepaalde families voor.

Zijn die afwijkingen erfelijk of is de aanleg erfelijk? De bestudering van het erfelijkheidsvraagstuk bij mensen levert vele moeilijkheden op. Men denke slechts aan de weinige generaties waarover gegevens beschikbaar zijn, aan de onmogelijkheid om te experimenteren, aan de grote betekenis van milieufactoren.

Bijzondere aandacht is dan ook gewijd aan vorstelijke families, waarvan vele generaties beschreven zijn. Tegenwoordig wordt in het bijzonder gelet op ééneiige tweelingen.Sommige ziekten, die vroeger veelal als erfelijk beschouwd werden, worden tegenwoordig anders beoordeeld. Tuberculose is niet erfelijk, maar misschien bestaat een zekere mate van erfelijke vatbaarheid. Ook bij vele zenuwziekten mag een aangeboren aanleg aangenomen worden. Daarentegen zijn er ook ziekten en afwijkingen die wel degelijk erfelijk zijn: kleurenblindheid, de kin der Habsburgers.

Het maakt een groot verschil of een ziekte als zodanig erfelijk is of slechts de aanleg. In het laatste geval is een belangrijke en dankbare taak voor de praeventieve geneeskunde weggelegd; juist t.o.v. hen bij wie aanleg tot b.v. tuberculose, zenuwziekten, kanker enz. aangenomen mag worden, zullen maatregelen genomen moeten worden om de ziekte te voorkomen.

Ten opzichte van ziekten die als zodanig zijn aangeboren of waarvan de ontwikkeling met onze tegenwoordige kennis niet te stuiten is, kan men, zolang geen mogelijkheid bestaat genetische defi- cienties te compenseren, maatregelen overwegen om de geboorte van abnormale kinderen te voorkomen. Of men deze maatregelen zal treffen is slechts voor een deel afhankelijk van rassenhygiënische overwegingen. Ook andere, vooral ethische en morele factoren, spelen daarbij een rol. Men kan een huwelijk ontraden (een advies dat te vaak niet opgevolgd zal worden), of de zieke opsluiten in een inrichting of steriliseren. De sterilisatie is reeds sedert verscheidene decenniën, o.a. in sommige staten van N. Amerika, in bijzondere omstandigheden toegepast. In het nationaal-socialistische Duitsland zijn duizenden gesteriliseerd.

Wanneer men krasse maatregelen als segregatie (afzondering) en sterilisatie geoorloofd acht, doet zich de vraag voor op wie die maatregelen terwille van het ras moeten worden toegepast. Welk ideaal stelt men zich voor ogen? Bij runderen zal men een ras willen fokken, dat veel melk levert, of een dat veel en goed vlees produ- ceert. Bij mensen zal men in de eerste plaats trachten te voorkomen dat individuen geboren worden, die aan ernstige erfelijke ziekten van lichaam of geest lijden. Hier doet zich reeds een moeilijkheid voor. Welke zijn de erfelijke ziekten, die men moet voorkomen? De Duitse wet van 14 Juli 1933 ‘zur Verhütung erbkranken Nachwuchses’ noemde als zodanig acht erfelijke ziekten: aangeboren zwakzinnigheid, schizofrenie, manisch-depressieve krankzinnigheid, erfelijke vallende ziekte, erfelijke Vitusdans, erfelijke blindheid, erfelijke doofheid en zware lichaamsmisvormingen. Men had berekend dat 6°/00 der Duitsers zwakzinnig was, en hiervan 80% erfelijk.

Van de schizofrenen zou te verwachten zijn dat 16,4% der kinderen ook schizofreen zou zijn. Indien beide ouders schizofreen zijn, zou 32,6% der kinderen psychopaath zijn. Bruins vond dat 6% der kinderen van een schizofrene ouder krankzinnig zijn. Bij de poging om deze ziekten uit te roeien moet ook rekening gehouden worden met de vraag of in een erfelijk belaste familie niet tevens geniale leden, geleerden en kunstenaars, voorkomen.

Van betekenis is de vraag of een ziekte dominant of recessief is. In het laatste geval is de kans op succes niet bijster groot. Men heeft berekend dat, indien alle lijders aan een recessieve ziekte onvruchtbaar werden gemaakt, het aantal patiënten over 2000 jaar tot de helft zou zijn gedaald!

Een vraag waarover veel gestreden wordt, betreft de huwelijken van bloedverwanten. De Egypti- sche koningsgeslachten zijn wel als bewijs van de zelfs gunstige invloed van dergelijke huwelijken beschouwd, een opvatting, die tegenwoordig weinig verdedigers vindt. Komt in een familie een erfelijke ziekte voor, dan heeft men bij inteelt niet alleen te maken met bloedverwantschap, maar ook met de aanwezigheid van ongunstige erfelijke factoren. Huwelijken tussen personen van verschillend ras zouden volgens sommige onderzoekers, o.a. op grond van dierproeven, gevaren voor beide rassen met zich brengen, in die zin dat meer kans op het ontstaan van minusvarianten — zij het dan ook naast plusvarianten — zou ontstaan.

Behalve de geboorte van lijders aan erfelijke ziekten te voorkomen, tracht de eugenetica ook de geboorte van erfelijk bijzonder bevoorrechte individuen te bevorderen: positieve rassenhygiëne. Sommige genealogieën wijzen er op, dat zeer begaafde families spoedig uitsterven. Als middel om dit tegen te gaan is wel aanbevolen dat de gemeenschap dergelijke families zoveel mogelijk tegemoet komt in de strijd om het bestaan.

J.P.. BIJL
J. J. van Loghem, Algemene Gezondheidsleer, 1947 (waarin uitgebreide literatuuropgave).

Voeding, Maandblad van de Stichting tot Wetenschappelijke Voorlichting op Voedingsgebied.

Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde. Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw. Maandblad van de Nationale Federatie van de Geestelijke Volksgezondheid. Verslagen en Mededelingen betreffende de Volksgezondheid. Centraal Verslag der Arbeidsinspectie. [i]