Ensie 1946

Redactie Harmen de Vos, Philip Kohnstamm (1946)

Gepubliceerd op 15-05-2019

Volksontwikkeling en drukpers

betekenis & definitie

Renaissance en Hervorming hebben de drukpers gebruikt om het boek te maken tot een volksbezit — in het bijzonder dan: Het Boek der Boeken. Later (vooral tijdens de troebelen der Burgeroorlogen, in het 17de-eeuwse Engeland) kwam het politieke pamflet meer en meer onder de massa, het strijd- en schotschrift, dat de openbare mening beïnvloedde, dat reputaties opbouwde of vernietigde, maar ook in belangrijke mate bijdroeg tot de vorming van een zekere ‘public spirit’.

Weer later, tijdens de eeuw der Verlichting, zien wij het ontstaan van periodieke geschriften, die meestal een beperkte oplaag hebben en zich bewust de popularisatie van wetenschap en wijsbegeerte ten doel stellen, meestal met een duidelijke oppositionele en filosofisch-radicale strekking. Dan komt de Franse Revolutie, en de staatkundige polemiek gaat zich meer en meer bedienen van de krant: democratische royalisten als de dichter André Chénier, Girondijnen als Rabaut Saint Etienne, Jacobijnen als Camille Desmoulins, zijn voorbeelden van een nieuw type scribent: de ‘opiniejournalist’. Tijdens de Romantiek krijgt het tijdschrift een al grotere plaats: ‘Das Athenaeum’ in Duitsland en de ‘Revue de Paris’ in Frankrijk zijn organen van een groep, een school. Iets later doet dan de ingenieuze Emile de Girardin (1806-1881) de uitvinding van het moderne, goedkope nieuwsblad, ‘la Presse’, dat zich bedruipen kan door advertenties en massa-oplaag.

Sindsdien hebben zich weinig nieuwe gezichtspunten voorgedaan, behalve, dat in sommige landen, waar de dagbladpers in bijzondere mate het karakter van sensatiemachine kreeg, het weekblad een bijzondere plaats ging innemen en in steeds sterkere mate de meningsvorming beïnvloedde; anderzijds is ook in de weekbladpers een neiging te constateren naar kapitalistische concentratie en oppervlakkigheid.

Tot zover een beschrijving van het arsenaal. Wat kan men hiermee doen voor het werk der volksontwikkeling?

Het boek is nog steeds door magische betovering omgeven. Voor zover Marx invloed op de arbeidersbeweging had, was het door een brochure: het ‘Communistisch Manifest’. Maar zijn prestige ontleent hij bij velen aan de drie zware delen van het (door geen enkele arbeider ten einde toe gelezen) ‘Kapitaal’. Wèl las de Duitse arbeider in een vorig stadium Büchners ‘Kraft und Stoflf’; het was zijn ‘bijbel’ op wereldbeschouwelijk gebied. De moeilijkheid was echter, dat het boek tot voor kort gericht was op een beperkt lezerspubliek: het burgerlijke. De arbeiders lazen in hoofdzaak öf niets, óf de roman in afleveringen (van gehalte variërend tussen Eugène Sue en Lord Lister), óf de wetenschappelijke popularisatie. De laatste kwam vooral in handen van de vooruitstrevende, klassebewuste proletariër, die hier wapens vond voor zijn maatschappelijke strijd.

Het gevaar was echter gelegen in het oncritisch aanvaarden der geboden conclusies. Op het gebied van de belletrie kwam slechts een enkele goede schrijver tot de volksmassa; in Frankrijk was de situatie wat dat betreft beter dan in de Germaanse landen; auteurs als Victor Hugo (‘les Misérables’) en vooral Zola gingen trouwens ook over de grenzen en kwamen voor in de bibliotheek van de socialistische arbeider. Het gevaar voor tendenz-kunst bleef bestaan.

Een nieuwe weg werd ingeslagen door organisaties als het Davidsfonds in Vlaanderen, de Wereldbibliotheek in Noord-Nederland en later ook door uitgevers als Callenbach en de Arbeiderspers, toen zij het boekenabonnement instelden, waardoor een bepaalde oplaag verzekerd was en de prijs dus aanzienlijk verlaagd kon worden. Het bezwaar is hier, dat men de persoonlijke keuze aan banden legt, dat tienduizenden lezers afhankelijk zijn van de smaak van enkele juryleden, dat enerzijds een bepaalde smaak wordt opgedrongen, anderzijds de abonné met eigen, zelfstandig oordeel altijd enkele boeken krijgt, die hem minder bevallen, terwijl men voorts in protestantse, katholieke en sociaaldemocratische gezinnen standaardbibliotheken krijgt van soms dubieus gehalte en met het onmiskenbare resultaat, dat de ‘volksgroepen’ een afgesloten, geestelijk bijna ‘totalitair’ karakter krijgen. Toch zijn belangrijke sociale categorieën zo met het boek vertrouwd geworden.

De brochure heeft voor de volksontwikkeling nog steeds de strekking, dat ze een bepaalde kwestie behandelt en een bepaald standpunt verdedigt. Iedere partij of beweging van politieke, sociale of culturele aard, heeft haar eigen brochurehandel, en plaatst zich hiermee in de militante actualiteit. De populair-wetenschappelijke brochure heeft iets van haar betekenis verloren, naarmate het positivistische ‘Verlichtings’-idealisme aan invloed verloor.

Het tijdschrift is in arbeiders- en boerenkring nog weinig verspreid. Het wetenschappelijke maandblad ener politieke partij (of een blad als dat der geheelonthouders: ‘De Wegwijzer’) is nog weinig bij het grote volkspubliek ingeburgerd. Het is meestal niet populair genoeg en romantiseert de stof te weinig. Meer aftrek vindt de ‘Digest’, met korte uittreksels uit andere revues.

Het weekblad heeft succes, voorzover het öf politiek strijdblad is öf een meer onderhoudend karakter heeft. Bijzonder bloeit sedert kort de illustratiepers, waaraan men stellig geen opvoedend karakter ontzeggen kan, mits de behandelde onderwerpen inderdaad de aandacht trekken naar gebeurtenissen van werkelijke betekenis, en mits het fotowerk aesthetisch verantwoord blijft. Veelal echter leunt deze pers sterk tegen het sensatiedagblad aan: in Engeland is deze schakel zeer duidelijk gelegd, door het ontstaan van de voorlopig nog niet in Nederland geïntroduceerde Zondag-nieuwsbladen zoals de ‘Reynolds News’.

Het dagblad kan een zeer belangrijk aandeel hebben in de volksontwikkeling, wanneer het de actualiteit weerspiegelt en laat begrijpen als méér dan actualiteit. Daarvoor is echter een principiële belichting nodig. ‘Neutraal’ ‘hard nieuws’ is nooit opvoedend, ook niet als het wordt gelardeerd met artikelen van hoogleraren. Doel kan slechts zijn, de ‘feiten’ te laten zien in hun verband, d.w.z. in een samenhang, zoals de overtuigde mens die meent te zien. Het gevaar is hierbij uiteraard, dat men de gebeurtenissen gaat verwringen om ze te passen in een schema. Verscheidenheid van pers is hierop slechts zeer ten dele een correctief, vooral in een land als het onze, waar de krantenlezer abonné is, en dus niet per nummer een krant koopt, meer exemplaren tegelijkertijd of verschillende bij toerbeurt. Ook hier dreigt het ‘totalitaire’ gevaar der verstening, maar de neutrale, karakterloze sensatiekrant is daarbij nooit een doeltreffend tegengif. H. B RUG MANS