Ensie 1946

Redactie Harmen de Vos, Philip Kohnstamm (1946)

Gepubliceerd op 15-05-2019

Liturgiek (protestante)

betekenis & definitie

De protestantse liturgiek zoekt aansluiting bij de liturgie van de gehele kerk. Zij is katholiek (= algemeen), omdat zij gevoed wordt door de dienst van de gehele kerk als het ongedeelde lichaam van Christus.

Zij is in zoverre ook protestants (wij zouden liever willen spreken van reformatorisch), omdat zij het Evangelie verstaat, zoals de hervormers dat verstonden, als de Boodschap van God, Die ons in Christus met zichzelf verzoent, ons rechtvaardig verklaart en heiligt door het geloof.

Dit bewustzijn, dat de kerken der Reformatie deel zijn van de ene, heilige, katholieke, christelijke kerk is in de loop der tijden verloren gegaan. De Hervorming zelf verstond dit nog duidelijk en deed een poging om dit tot uiting te brengen in haar liturgie, maar dan gezuiverd van die elementen, die zij achtte in strijd te zijn met Gods Woord. Wanneer wij de door Calvijn gebruikte liturgie bezien, dan treft het ons, dat daarin allerlei elementen uit de oude kerk zijn opgenomen, terwijl hij tegelijkertijd enige nieuwe onderdelen daarin plaatste, die regelrecht voortkwamen uit zijn reformatorische gedachtengang.

Door Piëtisme en Verlichting en andere geestelijke stromingen drong het individualisme de kerk binnen en men liet de band met de algemene kerk los en mede daardoor verloor men het inzicht in wat eredienst is. De nadruk werd te eenzijdig gelegd op persoonlijke bekering en op innerlijke stichting, terwijl men zich te weinig realiseerde te staan in de dienst der kerk. De sacramenten werden of verwaarloosd öf verkeerd begrepen, zodat de huidige practijk is, dat de meest onkerkse ouders hun kinderen laten dopen en de meest kerkse mensen zelden of nooit naar het Heilig Avondmaal gaan.

Reeds in het eind der vorige en het begin dezer eeuw begon enige reactie te komen. Mannen als Gunning en Gerretsen in de Nederlands Hervormde Kerk en Kuyper in de Gereformeerde Kerken hebben het kerkvolk de ogen trachten te openen voor wat eredienst is. Hun stemmen vonden weinig gehoor. (Het boek van Abr. Kuyper, ‘Onze Eeredienst’, werd weinig gelezen, het is zijn enige boek, dat maar één druk beleefde.) Toch hebben zij de stoot gegeven tot het ontstaan van een liturgische beweging.

Tijdens de eerste wereldoorlog verschenen enkele geschriften op dit gebied; er ontstond een Liturgische Kring en een Liturgische Vereniging (orthodox georiënteerd), en later een Kring Eredienst (vrijzinnig georiënteerd). Er werden enkele kerken gebouwd, waarbij rekening werd gehouden met de eisen van de liturgische beweging. Zo bijvoorbeeld de Duinoordkerk te Scheveningen, een van de eerste hervormde kerken in Nederland, die niet gebouwd werd als een gehoorzaal en een liturgisch centrum had. De liturgische beweging is niet beperkt tot de Nederlandse kerken. Het is zelfs zo, dat vrijwel door de gehele wereld een opnieuw ontdekken plaats vindt van de eredienst.

Wat wil de liturgische beweging, wat leert een protestantse liturgiek? Liturgiek is de leer van de eredienst. De vraag, waar het om gaat is: wat is eredienst? De eredienst is de vergadering van de gelovigen, die samenkomt om God, die hen in Jezus Christus is genaderd, te ontmoeten. De eredienst berust op de daad Gods in Jezus Christus, Zijn vleeswording en Zijn werk der verzoening. Hij is niet gegrond op een daad van de mens, zodat wij zouden kunnen zeggen, dat wanneer wij naar de kerk gaan, God ook naar de kerk gaat. God buigt zich neder tot de mens in Jezus Christus en daardoor ontstaat de kerk. Wanneer de mens in de kerk antwoordt op dit neerbuigen Gods, ontstaat de eredienst. Hij is de omgang tussen God en zijn kerk, die aan vaste vormen gebonden is.

De eredienst moet zich richten naar de aanwijzingen, die daartoe gegeven zijn in de Heilige Schrift. Het is de taak der liturgiek, zich voortdurend bezig te houden met het bestuderen van de gegevens der Heilige Schrift. Het Woord van God zal in de hervormde liturgiek het laatste woord moeten spreken. De eredienst zal steeds moeten zijn: verkondiging van de vergeving der zonde, van de rechtvaardiging en heiligmaking door het geloof en van het in Christus gekomen Koninkrijk Gods. De eredienst beweegt zich immers binnen de kring van het Koninkrijk Gods. De eredienst is het uitdragen van het Godsrijk in de wereld, het uitdragen van de vruchten der Incarnatie. De ontmoeting met God, de gemeenschap met de Heer der kerk, het deel hebben aan Zijn werk vinden hun hoogste ontplooiing bij het Heilig Avondmaal. De kinderen des Koninkrijks scharen zich daar rondom de tafel, waaraan Jezus Christus hun dat rijk beschikte (Luc. 22 : 29).

Het deelnemen aan de eredienst draagt een ambtelijk karakter; de gelovige handelt daarin krachtens opdracht. Het is niet krachtens onze natuurlijke geboorte, maar krachtens onze wedergeboorte, dat wij God ontmoeten in de vergadering der gelovigen. Anders gezegd, wij worden van Godswege geroepen tot de verkondiging van de vergeving van zonde. Dat is het werk der kerk. Het ambt is echter voor alle gelovigen. Het wordt in beginsel ontvangen bij de doop en bij de bevestiging als lidmaat wordt het aanvaard.

De liturgiek moet zich dus vooral bezig houden met deze vragen: Wat is de kerk? Wat is het sacrament? Wat is de kerkdienst?

Buiten de kerk is over liturgie niet te spreken. De liturgie staat en valt met de kerk en het kerkbegrip bepaalt de liturgieWij moeten dus weten, wat wij onder kerk verstaan. Art. 27 der Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: ‘wij geloven en belijden een enige Katholieke of Algemene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus’. En art. 28 constateert in een tussenzin, dat buiten deze heilige vergadering geen zaligheid is. Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus verklaart op de vraag: ‘wat gelooft Gij van de heilige algemene, christelijke Kerk?’, ‘dat de Zone Gods uit het ganse menselijke geslacht zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren door Zijn Geest en Woord in enigheid des waren geloofs van den beginne der wereld tot aan het einde vergadert, beschermt en onderhoudt’. En Paulus spreekt in zijn brieven over de kerk als het lichaam van Christus.

Zo wordt dan duidelijk, dat de kerk een instelling Gods is, niet het gevolg van de godsdienstige behoeften der mensen, maar regelrecht voortvloeiende uit de wil Gods. De kerk is een schepping van Godswege om mensen in deze wereld reeds te doen verstaan wat die andere wereld is, die de Bijbel het Koninkrijk Gods noemt. Daarom is de kerk één, heilig, katholiek, christelijk. Zij is de geloofswerkelijkheid, de nieuwe schepping, die in de opstanding van Christus begonnen is en door de Heilige Geest werkelijkheid voor ons wordt.

Tegenover sectarische pogingen om de kerk te verlagen tot een godsdienstige vereniging houden we deze goddelijke oorsprong vast en zien daarin het uitvloeisel van de incarnatie. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Dat wonen onder ons van het levende Woord geschiedt in de kerk. Daarom is de kerk een werkelijkheid en niet een idee. Alle uitingen van de kerk zullen dus steeds getoetst moeten worden aan dit goddelijke wezen. De empirische kerk beantwoordt daaraan niet steeds. Maar dat is geen liturgisch vraagstuk, al zal de liturgie heel veel kunnen doen om de empirische kerk te laten zijn wat zij is: het lichaam van Christus.

Wanneer wij het wezen der kerk voor ogen hebben, dan moeten we thans de uitingsvormen van het leven der kerk bespreken. Deze zijn alle min of meer liturgisch. We spreken over vijf diensten, waarmede de kerk in de wereld verschijnt: Dienst des Woords, Dienst der Sacramenten, Dienst der Barmhartigheid, Dienst der Gebeden en Dienst der Aanbidding. Het samenbindende element in deze diensten is het offer van Christus. Het centrale punt in de kerk is Jezus Christus en Zijn werk. Zijn werk is in de eerste plaats heilswerk door Zijn zelfovergave. In de vijf diensten der kerk is de krachtbron het offer van Christus, dat het begin wordt van het nieuwe leven voor volk en mens.

De dienst des Woords verkondigt dit offer. Het is immers verkondiging van de vergeving van zonde. Deze verkondiging geschiedt in de eredienst niet j)jenst (jes alleen door de prediking. Ook de schriftlezing Woords is verkondiging en heeft daardoor zelfstandige waarde en dus niet alleen als omlijsting van de tekst, waarover gepreekt wordt. Bij deze dienst des Woords behoort ook de zending, de uitwendige en inwendige. Zij geschiedt van de kerk uit, maar meestal buiten de eredienst. Bij de zending is de eredienst, waar de viering plaats vindt van de verzoening door Christus, verondersteld en de zending draagt daarom steeds een ambtelijk karakter. Zij gaat immers uit van de kerk. Maar de bediening des Woords in de kerk moet geen zendingstoespraak worden.

De prediking veronderstelt niet alleen de verzoening, zij gaat daarvan uit, verkondigt die en onderzoekt die. Zij is de onderwijzing in, de exegese en toepassing van de Heilige Schrift. Daar kan en moet in de prediking een sterk persoonlijk element optreden. Zij moet eenzijdig durven zijn. Een veelzijdige prediking is vaak een niets zeggende prediking.

De dienst des Woords verkondigt het offer, de dienst der Sacramenten doet hetzelfde op een andere wijze. Het sacrament staat het dichtst bij het offer. Daarom is het Heilig Avondmaal het meest centrale sacrament, omdat daarin onder de tekenen van brood en wijn het offer van Christus wordt uitgedeeld aan de gelovigen. Dit betekent niet, dat het sacrament meer kracht zou hebben dan de prediking. Evenmin is de prediking krachtiger dan de sacramentsbediening. Wij moeten het zo zien, dat God zowel door de dienst des Woords als door de dienst der Sacramenten het heil bij de gelovigen wil brengen. De prediking is de verkondiging, het sacrament is ook de viering van het heil. Indien de kerk een geloofswerkelijkheid is, zoals we boven hebben gevonden, dan kan het sacrament geen symbolische handeling zijn. Alles wat er gebeurt in de kerk is vervuld met de tegenwoordigheid van Christus, dus ook de sacramentsbediening. Met de hervormers houden wij vast aan de presentia realis. Misschien moeten wij die, evenals de hervormers, opnieuw ontdekken, opnieuw geloven. Het zou tegelijk de herontdekking zijn van het sacrament, waarmede de protestantse gemeente nu meestentijds geen weg weet. Dat bediening des Woords en bediening der Sacramenten de twee polen zijn, waaromheen de eredienst zich beweegt, moet ook tot uiting komen in de inrichting van het kerkgebouw.

Het is hier de plaats om te spreken over het kerkgebouw.

Op een conferentie van architecten is de stelling geponeerd: kerkbouw is een theologische kwestie. De plaats van kansel, avondmaalstafel, doopvont zijn geen dingen, die in eerste instantie door architectonische overwegingen beheerst moeten worden, maar door de theologische waarde van deze onderdelen. Het gehele bouwwerk zal moeten pogen uitdrukking te geven aan de geloofswerkelijkheid die de kerk is. Uit de bovenstaande gelijkstelling van bediening des Woords en der Sacramenten volgt, dat de kansel de avondmaalstafel niet mag verdringen. Ja zelfs dat het offer, wat het centrale punt is van de kerk, beter tot uitdrukking wordt gebracht door de avondmaalstafel dan door de kansel met opengeslagen Bijbel. Wij zouden daarom de avondmaalstafel een centrale plaats in het gebouw willen toekennen en er de voorkeur aan geven, dat de kansel niet het alles beheersende is in het gebouw. Bij de avondmaalstafel behoort ook het doopvont te staan.

Zo ontstaat het liturgisch centrum, van waaruit de gehele eredienst geleid wordt. Avondmaalstafel, kansel, doopvont, lessenaar zijn de instrumenten, die gebruikt moeten worden in de omgang tussen de Heer en Zijn gemeente. Zij symboliseren de geloofswerkelijkheid van de kerk. In het koor, waar het liturgisch centrum ligt, moet ook plaats zijn voor de speeltafel van de organist en voor de zangers.

Bij de dienst des Woords wordt het offer verkondigd; bij de dienst der Sacramenten wordt het in het geloof toebedeeld; bij de dienst der Barmhartigheid geeft de kerk antwoord op het offer van Barm Christus door Hem de gaven te offeren, die , zij uit Zijn hand ontving. Hier ontstaat het ambt der diakenen. De liturgische betekenis van de offerande zal de kerk tegen verburgelijking en saecularisatie kunnen behoeden. Zij geschiedt van de avondmaalstafel uit, waar Christus zijn gemeente redt en beschermt door Zijn liefde. De dienst der Barmhartigheid strekt zich ook uit tot redding van het verlorene en tot bescherming van de weerlozen (krankzinnigen, verwaarloosde jeugd, armen, invaliden).

Op grond van deze reddende liefde van Christus mogen wij onze gebeden opheffen. Het is vooral de voorbede, voor alle nood der Christenheid, die hier plaats moet krijgen. Het is een afzonderlijk deel der liturgie, Dienst der opdat de gemeente leert het reukwerk voor Gebeden Gods aangezicht te branden, zijnde de gebeden der gelovigen. Formuliergebeden betekenen een verdieping van het gebedsleven der gemeente, omdat de gemeente de bekende gebeden beter kan meebidden dan de onbekende.

Na de verkondiging en viering van en het antwoorden op, volgt de aanbidding van het offer. Dit is de hoogste dienst, waartoe de gemeente komen kan, het aanbidden van het heil in Christus en het daardoor zich toeëigenen van dat heil. Dit is het wezenlijkste element van de eredienst en zo is het een voorbereiding op de eredienst in de eeuwigheid, zoals die beschreven staat in Openb. 7 : 9-17. In deze dienst vindt ook het kerkkoor zijn plaats. Het vervangt de gemeente niet, maar draagt en verbetert de gemeentezang. Het kerklied wil uiteindelijk niets anders dan de gelovigen de woorden der aanbidding in de mond leggen. Dat betekent niet, dat elk kerklied een loflied moet zijn, maar de grondtoon van het kerkboek zal niets anders kunnen zijn dan lofprijzing en dankzegging.

Wanneer we deze vijf diensten samenvoegen in organisch verband, dan ontstaat een kerkdienst, waarin het dienstkarakter naar voren komt en waaruit blijkt, dat de eredienst is: omgang van God met Zijn volk. Het is woord en wederwoord: We komen dan tot de volgende orde van dienst:

Voorbereiding (orgelspel en stil gebed der gemeente).

Votum en groet.

Aanvangstekst.

Lied.

Schuldbelijdenis met antwoord.

Genadeverkondiging met antwoord.

Lofprijzing, bestaande uit opwekking, loflied, psalmlezing en klein gloria.

Wet des Heren met antwoord.

Schriftlezing uit Epistel en Evangelie naar de orde van het kerkelijk jaar met de liturgische antwoorden. Geloofsbelijdenis gemeenschappelijk.

Offerande.

Bediening des Woords.

Dienst der gebeden, steeds afwisselend met dienst der aanbidding.

Zegen.

Niet alleen de ruimte, maar ook de tijd krijgt zijn liturgische gestalte. Het burgerlijk jaar en de getijden mogen hun eigen dringende wetten hebben, maar de kerk legt de tijd haar heilswetten op.

Er zijn drie kringen te onderscheiden, die van Pasen, Pinksteren en Kerstmis.

Paaskring. De kern wordt hiervan gevormd door de lijdenstijd, die op Aswoensdag begint, 40 dagen (de quatertemper) voor Pasen. In deze 40 dagen zijn de Zondagen niet meegeteld. Het is de oude vastentijd. Zij wordt naar boven uitgebreid met de Zondagen: Septuagesima, Sexagesima, Quinquagesima (resp. 70, 60, 50 dagen vóór Pasen). De namen van de lijdenszondagen, gerekend vanaf de eerste zijn: Invocabit (Ps. 91 : 15, 16); Reminiscere (Ps. 25 : 6, 3, 22); Oculi (Ps. 25 : 16, 15); Laetare (Jes. 66 : 10, 11); Judica (Ps. 43 :1, 3); Palmzondag. De teksten tussen haken zijn de Introïtus teksten.

De namen van de vijf Zondagen na Pasen luiden: Quasi modo geniti (1 Petr. 2:2); Misericordias Domini (Ps. 33 : 5, 6); Jubilate (Ps. 66 : 1 en 2); Cantate (Ps. 98 : 1,2); Rogate (Ps. 122 : 1,2). Dan sluit de Hemelvaart des Heren de Paaskring.

Pinksterkring. De Zondag voor Pinksteren heet Exaudi (Ps. 27 : 7, 8). Op de eerste Pinksterdag viert de kerk de uitstorting van de Heilige Geest. De eerste Zondag na Pinksteren is gewijd aan de Drieëenheid, Trinitatis. Dan volgt de z.g. feestloze helft van het kerkelijk jaar met maximaal 27 Zondagen en vele feestdagen op datum: zo Johannes de Doper 24 Juni; Petrus en Paulus 29 Juni; Michaël en de Engelen laatste Zondag in September; Hervormingsdag 31 October; Dankdag voor het Gewas eerste Woensdag in November; Zendingszondag eerste Zondag na 1 November; Gedachtenis der ontslapenen, Dag der heilige algemene kerk, laatste Zondag van het kerkelijk jaar.

Kerstkring. Deze begint met 4 Adventszondagen. De Eerste Kerstdag, geboorte des Heren; Tweede Kerstdag, de eerste martelaar Stefanus', Johannes de Evangelist 27 December; Onschuldige Kinderen 28 December; Oudejaar 31 December; Nieuwjaar 1 Januari; Naamgeving des Heren; Verschijning des Heren, Epifanie 6 Januari (drie koningen); en tenslotte maximaal (in verband met de veranderende datum van het Paasfeest) zes Zondagen na de Verschijning, terwijl op 2 Februari valt de Opdracht des Heren in de Tempel.

Het kerkelijk jaar kent ook een pericopenstelsel met voor elke Zondag twee schriftlezingen uit Epistel en Evangelie. Een poging werd gedaan in de uitgave van ‘Het Jaar onzes Heeren’ om het kerkelijk jaar volledig uit te werken met gebeden en schriftlezingen voor elke dag. P. H. TH. STEVENS G. van der Leeuw, Liturgiek, 1940.

J. N. Bakhuizen van den Brink, Handboek voor den Eeredienst in de N.H.K, 1934.
A. Kuyper, Onze Eeredienst, 1911.

Het Wezen van den Eeredienst. Rapport van de Kerkopbouwcommissie ter bestudering van het Liturgisch Vraagstuk.

O.Noordmans, Liturgie, 1939.
W. H. van de Pol, Liturgie, 1931.

Het Jaar onzes Heeren, en andere kleine uitgaven van Adoremus.