I. schrijven; he writes to say that ..., hij schrijft (me) dat...;
II. schrijven; uitschrijven; volschrijven; it is written that ..., er staat geschreven, dat...; write word that ..., schrijven dat..., laten weten dat...; write down, opschrijven, optekenen; afbreken [boek, schrijver]; verminderen [een post]; [laster] door schrijven te niet doen; write me down an ass if..., je kunt me gerust een ezel noemen als...; write down too much, te zeer afdalen tot het peil der lezers; write for, schrijven om [geld]; write for (in) the papers, in de krant schrijven; write home, naar huis schrijven; nothing (something) to write home about, niet veel zaaks (iets heel belangrijks); written in red ink, met rode inkt; write off, afschrijven; write off for a fresh supply, om nieuwe voorraad schrijven; write off verses, zo maar neerschrijven, uit zijn mouw schudden; write out, uitschrijven, overschrijven, copiëren; voluit schrijven; write up, (neer)schrijven; in bijzonderheden beschrijven; uitwerken; bijwerken [rapport]; bijhouden [boeken]; in de hoogte steken [een schrijver];
III. write oneself Esquire, zich Esquire schrijven of tekenen; write oneself down an ass, zich zelf een brevet van ezelachtigheid uitreiken; write oneself out, zich als schrijver uitputten.