(V.T. v. will);
1. wilde, wou;
2. zou; with hands that would shake in spite of me, die beefden zonder dat ik er iets aan doen kon; he would sit there for hours, hij placht daar uren te zitten; don’t know who it would be, wie het zou kunnen zijn; would you pass the solt?, zoudt u mij het zout even willen aanreiken?; would God, (I) would to God I had died, gave God dat ik maar gestorven ware, was ik maar dood; I would to heaven I was dead, was ik maar dood.