Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

turn

betekenis & definitie

I. draaien; doen draaien, draaien aan; om-, open-, ronddraaien; (om)keren; doen (om)keren; (weg)sturen; op de vlucht drijven; (om)wenden, een zekere of andere wending (richting) geven; afwenden [slag]; omgaan, omzeilen; doen wentelen; omslaan [blad]; omtrekken; richten (op to); omwoelen; om-, verzetten, verleggen; veranderen; doen schiften, zuur doen worden, doen gisten, bederven; overzetten, vertalen; doen worden, maken; turn one's brain, iemand het hoofd op hol brengen; zijn geestvermogens krenken; he can turn a compliment, hij kan een aardig complimentje maken; turn the corner, de hoek omgaan (omkomen); fig het hoekje (de crisis) te boven komen; turn the edge of..., 1. stomp maken, afstompen; 2. fig verzachten [v. opmerking]; not turn a hair, geen spier vertrekken; turn a penny (an honest penny), een cent, een eerlijk stuk brood verdienen; turn 200 pounds, meer dan 200 pond halen (wegen); it turns my stomach, het doet mij walgen; turn tail, rechtsomkeert maken, er vandoor gaan; turned (of) forty, over de veertig (jaar oud); a finely turned ankle (chin), een welgevormde enkel;

II. draaien, (zich) omdraaien, (zich) omkeren zich keren (wenden); zich richten; een keer nemen, keren, kenteren; (van kleur) veranderen; schiften, zuur worden, gisten, bederven; worden; turn about, (zich) omkeren; about turn!, rechtsom... keert!; turn adrift, aan zijn lot overlaten; turn again!, keer terug!; turn against, (zich) keren tegen; turn aside, (zich) afwenden; my stomach turns at it, ik walg er van; turn away, (zich) afwenden, zich afkeren, weggaan; turn one away, iemand afwijzen, wegsturen, ontslaan, wegjagen; turn back, terugkeren; terugdraaien; omslaan; doen omkeren; turn down, neerdraaien [gas]; omvouwen [blad], omslaan [kraag]; keren [een kaart]; afwijzen [candidaat], geen notitie nemen van [iemand]; turn from, (zich) afwenden van; afbrengen van; wegsturen van; turn in, binnenlopen; naar kooi gaan; naar binnen zetten of staan [v. tenen]; inleveren; turn it inside out, het binnenste buiten keren; turn into, inslaan [een weg]; veranderen in, omzetten in; overzetten of vertalen in; worden; he was turned into the road, hij werd op straat gezet; turn off, (zijwaarts) afslaan; af-, uitdraaien, afsluiten [gas]; afzetten [de radio]; afwenden [gedachten]; de laan uitsturen [dienstbode]; zich afmaken van; in elkaar of op papier zetten [artikel]; turn on, draaien om; afhangen van; lopen over [v. gesprek]; zich keren tegen; richten op; opendraaien, openzetten, aanzetten [de radio]; turn on one’s heel, zich omdraaien; turn one’s back on..., de rug toekeren, -draaien; turn on the waterworks, de fonteinen laten springen; fig beginnen te huilen; turn out, naar buiten staan of zetten [tenen]; te voorschijn komen, uit de veren komen, uitlopen [v. stad]; opkomen, uitrukken [v. brandweer]; in het geweer (doen) komen; uitdraaien; turn out (on strike), het werk neerleggen, staken; he turned out badly, (ill), er is weinig van hem terecht gekomen; it turned out well, het liep goed af, viel goed uit; it turned out to be true, het bleek waar te zijn; turn one out, iemand aan de deur zetten, „wippen"; turn out one’s pockets, het binnenste buiten keren; turn out a room, een kamer uithalen; turn out much work, veel produceren of presteren; turn over, 1. zich (nog eens) omkeren [in bed]; 2. omdraaien, omslaan [blad], doorbladeren; kantelen; omgooien; overdragen, overdoen; een omzet hebben van, omzetten voor [£ 500]; turn something over in one’s mind, iets overwegen; turn round, draaien, (zich) omdraaien; omdraaien: van mening, gedragslijn veranderen; draaien of winden om...; turn to, zich wenden (keren) tot, zijn toevlucht nemen tot; (zich) richten op; zijn aandacht, richten op, zich (gaan) verdiepen in; zich toeleggen op; zich gaan bezighouden met, ter sprake brengen, komen te spreken over; aanpakken [het werk]; veranderen in; turn to advantage (profit), partij trekken van, (weten te) profiteren van; turn a deaf ear to..., doof blijven voor ...; he can turn his hand to anything, hij kan alles aanpakken; he turned to his old trade, hij vatte zijn oud beroep weer op; turn u p, te voorschijn komen, (voor de dag) komen, (komen) opdagen, zich vertonen, zich opdoen, zich voordoen [gelegenheid, betrekking]; opdraaien [lamp]; keren [kaart]; opzetten [kraag]; opslaan [bladzijde]; omslaan [broekspijpen]; omploegen; opgraven; turn up one's eyes, de ogen ten hemel slaan; turned up nose, wipneus; turn upon, zie turn on;

III. draai(ing), wending, zwenking, toer, omwenteling, omkering, (omme)keer, keerpunt, kentering; kromming, bocht; winding, slag [v. touw of spiraal]; doorslag [balans]; turn boven een noot, dubbelslag; toertje, wandelingetje; beurt; nummer [op programma]; dienst; (geestes)richting, aanleg, aard, slag, soort; one good turn deserves another, de ene dienst is de andere waard; turn of expression, eigenaardige zinswending of zegswijze; a turn of one’s trade, een vakgeheim, een kneep; do a turn, een handje meehelpen; do one a turn, iemand een dienst bewijzen; it gave me such a turn, ik schrok me dood; get a turn, een beurt krijgen; have a turn for..., aanleg hebben voor, genie hebben in...; take a (favourable) turn, een (gunstige) wending nemen; take a turn in the garden, wat op en neer lopen; take a turn to the left, links afslaan (afbuigen); take one’s turn of duty, op zijn beurt invallen voor het werk [de wacht]; take turns, om de beurt de dienst waarnemen; elkaar afwisselen of aflossen; turn and turn about, om de beurt; at every turn, telkens (weer), bij elke (nieuwe) gelegenheid; by turns, ook: beurtelings, afwisselend; come in for one’s turn, aan de beurt komen; in turn, om de beurt; beurtelings, achtereenvolgens; in his turn, op zijn beurt; in the turn of a hand, in een wip; be on the turn, op het punt staan van te kenteren; op een keerpunt gekomen zijn; out of (one’s) turn, niet op zijn beurt; vóór zijn beurt; when it came to my turn, toen ik aan de beurt kwam; done to a turn, 1. precies gaar; 2. precies zoals 't moet.

< >