I. 1. stam, stengel; fig (tak van) geslacht; 2. steel [v. bloem, pijp, glas]; 3. schacht; 4. boeg, voorsteven; front stem to stern, van voor tot achter;
II. strippen [tabak];
III. Am zie derive II.
IV. stuiten, (in de loop) tegenhouden; tegen... ingaan; stem the tide, het tij doodzeilen.