Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

scale

betekenis & definitie

I. 1. weegschaal; the scales (a pair of scales), de (een) weegschaal; turn the scale, de doorslag geven; 2. wegen, halen [aan gewicht];

II. 1. schaal; (toon)schaal; toonladder; 2. maatstaf; 3. talstelsel [in de rekenk.]; the social scale, de maatschappelijke ladder; on a large (small) scale, op grote (kleine) schaal; draw to scale, op schaal tekenen; 4. (met ladders) beklimmen; scale down (up), (naar verhouding) verlagen (verhogen).

III. 1. schilfer, schub(je); 2. tandsteen; aanslag, ketelsteen; hamerslag; the scales fell from his eyes, de schellen vielen hem van de ogen; 3. afschilferen, (af)schubben, schrappen [vis]; pellen; het tandsteen verwijderen van, (af)bikken [ketel]; 4. (af)schilferen (ook: scale off).

< >