Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

pair

betekenis & definitie

I. 1. paar (twee, die bij elkaar behoren); span; paartje; 2. andere van een paar (handschoenen); that’s another pair of shoes, dat is wat anders; a pair of spectacles, een bril; a pair of trousers, een broek;

II. paren; verenigen;

III. (zich) paren; samengaan.