Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

root

betekenis & definitie

I. 1 wortel; root and branch, met wortel en tak; radicaal; at (the) in de grond; be (lie) at the root of, ten grondslag liggen aan; get at (go to) the root of the matter, tot de grond (het wezen) van de zaak doordringen; strike (take) root, wortel schieten; 2. inwortelen, wortel schieten; geworteld zijn (in in); 3. wortel doen schieten; root up (out), ontwortelen, uitroeien.

II. zie 2. rout.

< >