I. 1. raket; 2. sneeuwschoen; rackets, raketspel.
II. leven, kabaal, herrie, drukte; gezwier; (afpersings)truc, zwendel; stand the racket, 1. het kunnen uithouden, het er goed afbrengen; 2. (het gelag) betalen;
III. leven maken; aan de zwier zijn (racket about).