I. plug, prop, tap; stop, stekker; waterspoeling [van W.C]; tampon; (stuk) geperste tabak, pruimpje (tabak);
II. dichtstoppen, (ver)stoppen; tamponneren; plomberen (ook: plug up); beschieten, neerschieten, een kogel jagen door (‘t lijf); trachten er in te krijgen [nieuwe liedjes bij ’t publiek]; Am reclame maken voor;
III. schieten; slaan; ploeteren; plug in, inschakelen.