I. pand, onderpand; borgtocht; belofte, gelofte; toast; sign (take) the pledge, de gelofte van geheelonthouding afleggen;
II. verpanden; (ver)binden; plechtig beloven; drinken op de gezondheid van;
III. in: pledge oneself, zijn woord geven, zich (op erewoord) verbinden.