I. lap(je); stukje (grond), plek; moesje; purple patches, markante plaatsen, gedeelten [in gedicht]; he (it) is not a patch on..., hij (het) haalt niet bij...;
II. een lap zetten op, oplappen; met moesjes bedekken; patch up, 1. oplappen, opknappen, kalfateren; 2. in elkaar flansen; haastig tot stand brengen of bijleggen.