Werkwoorden vervoegen
patchen
Tegenwoordige tijd patchen
Ik patch
Jij patcht
patch jij?
U patcht
Hij/Zij/Het patcht
Wij patchen
Jullie patchen
Zij patchen
Verleden tijd van patchen
Ik patchte
Jij/U patchte
Hij/Zij/Het patchte
Wij patchten
Jullie patchten
Zij patchten
Voltooid deelwoord van patchen
gepatcht
Tegenwoordig deelwoord van patchen
patchend