Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

law

betekenis & definitie

1. wet; recht; justitie; bedenktijd; vóórsprong; canon law, kerkrecht; constitutional law, staatsrecht; customary law, gewoonterecht; law of nations, volkenrecht; be at law, in proces liggen; go to law, de weg van rechten inslaan; procederen; have the law of one, in rechten vervolgen; lay down the law, de wet stellen; study law, in de rechten studeren; take the law into one's own hands, zich zelf recht verschaffen; take the law of one, in rechten aanspreken.

2. law(s), gunst!