I. avond.
II. gelijk(matig), effen; even; we are even.
1. we staan gelijk;
2. we zijn quitte; I'll be (get) even with him, ik zal
het hem betaald zetten;
III. effenen, gelijkmaken; gelijkstellen.
IV. (ja) zelfs; juist, net; even as..., net toen...; even more, nog meer; even now,
1. zo pas nog;
2. op dit ogenblik; even so, ook: toch.