(Goes 26 jan. 1771-’s-Gravenhage 16 jan. 1838). Financieel expert.
Was eerst als klerk werkzaam bij het gewestelijk bestuur van Zeeland (1790-1798), daarna als griffier ter staatssecretarie (1798-1810), in welke betrekking hij zeer heeft geijverd voor de vereffening van de immense staatsschuld van ons land. Tijdens de inlijving bij het Franse keizerrijk was hij griffier bij een der vredegerechten te Amsterdam. Na de restauratie van 1813 werd hij in zijn vorige betrekking met de titel van archivist en griffier hersteld. In 1815 werd hij secretaris van de Algemeene Rekenkamer te ’s-Gravenhage; als zodanig redigeerde hij de eerste staats-almanakken (1815-1838). Dassevael was niet alleen een bekwaam bestuurder, wiens publicaties met lof werden ontvangen, als man van hoogstaand karakter is hij zijn medemensen ook op het maatschappelijk vlak zeer tot nut geweest. Van zijn vele onmiskenbare verdiensten kan o.a. de stichting van een weduwefonds worden genoemd.LITERATUUR
Algemeene Konst- en Letterbode, I (1822), 244. Id., I (1838), 144. Navorscher, 1853; 170. Van der Aa, Biographisch Woordenboek, IV. Nagtglas, Levensberichten.
N.N.B. W., VI.