De Vlissinger Jan Snouck en zijn Zeeuwse compagnons verkregen in 1635 vergunning om onder door de Heren XIX goedgekeurde condities in het Westindische octrooigebied de kaapvaart te doen uitoefenen en op St.-Kruis of op enig ander eiland van hun keuze een patroonskolonie te vestigen. St.-Kruis werd ongeschikt geacht en men vestigde zich op → St.-Eustatius.
In 1642 koloniseerde Jan Snouck alsnog St.-Kruis en gaf het de naam Nieuw-Zeeland, in ±1644 herdoopt in Nieuw-Walcheren. Door onenigheden in 1645 tussen kolonisten van verschillende nationaliteiten weken de Nederlanders van dit eiland uit naar St.-Maarten en St.Eustatius.