Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

NIEUW-NOORD-BEVELANDPOLDER

betekenis & definitie

Polder in de gemeente → Kortgene en (een klein deel) in de gemeente → Wissenkerke (Noord-Beveland); opgenomen in het → Waterschap Noord-Beveland (opgericht 1959), thans → Waterschap Noord- en Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 516 ha; hoogteligging gemiddeld 0,9 m + N.A.P.

De afwatering geschiedt via het gemaal ‘De Valle’ in de → Oud Noord-Bevelandpolder nabij Colijnsplaat. De Nieuw-Noord-Bevelandpolder is het derde gebied in Noord-Beveland, dat herwonnen werd; de zee had het eiland gedurende bijna zeventig jaar overspoeld.

De bedijking kwam gereed in 1616; oorspronkelijke oppervlakte ca. 502 ha. De polder behoorde aan de heerlijkheden ’s-Gravenhoek, het Gemeen Ambacht en NoordBeveland. In de Nieuw-Noord-Bevelandpolder kende men tiendblokken. Tiend is een pachtterm, inhoudende een heffing op gewassen, dieren e.d. Een tiendblok was een afzonderlijk deel van het gebied waar een tiend werd geheven.

In de → Oud- zowel als de Nieuw-Noord-Bevelandpolder komen op een kaart uit 1645 twee kreken voor, die beide ’t Hollegadt worden genoemd. Hol of hel zou laaggelegen, moerassig betekenen.

De Nieuw-Noord-Bevelandpolder werd in de eerste helft der negentiende eeuw calamiteus; vrijverklaring volgde in 1872.

De polder heeft veel te lijden gehad van oevervallen; de grootste vond in 1925 plaats (zandverplaatsing ca. 400.000 m3).

Van 1934 tot 1959 vormden de Oud- en de Nieuw-Noord-Bevelandpolder één waterschap.

LITERATUUR

De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen.