Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Jacob CATS

betekenis & definitie

(Brouwershaven 10 nov. 1577 - Zorgvlied bij ’s-Gravenhage 12 sept. 1660). Dichter en staatsman, zoon van Adriaen Cornelisz.

Cats, biersteker, in 1598 en 1599 burgemeester van Brouwershaven. Hij bezocht de Latijnse school te Zierikzee en begon in die jaren al gedichten te schrijven, eerst in het latijn, weldra ook in ‘de Zeeuwsche taal’. Hij studeerde te Leiden, waarschijnlijk in de rechten en voltooide deze studie te Orleans, waar hij tot doctor in het Romeins recht gepromoveerd is. Hij vestigde zich als advocaat in Den Haag. Een verblijf in Engeland bracht hem in aanraking met het Puritanisme. In Holland teruggekeerd vatte hij de advocatuur weer op, maar op aanraden van zijn vriend Apollonius Schotte, pensionaris van Middelburg, vestigde hij zich in 1603 in deze stad, waar hij evenals Simon van Beaumont tot stadsadvocaat werd aangesteld.

Vooral als procureur schijnt hij al spoedig een drukke praktijk te hebben gekregen. In 1605 trouwde hij met de Amsterdamse Elisabeth van Valckenburgh, een rijke en mooie jonge vrouw. Waarschijnlijk onder haar invloed liet hij zich in 1607 als lidmaat van de Hervormde gemeente aannemen. Van de zeven kinderen die uit dit huwelijk werden geboren zijn alleen twee dochters volwassen geworden.In 1611 gaf Cats de rechtspraktijk op om zich toe te leggen op de bedijking van geïnundeerde landen in Zeeuws-Vlaanderen, waar de in 1614 gebouwde Catshoeve (onder Groede) nog aan zijn verblijf aldaar herinnert. In deze jaren schijnt hij daar metterwoon gevestigd te zijn, al bezat hij in Middelburg nog het al vóór zijn huwelijk door hem bewoonde huis in de Noordstraat en onder Grijpskerke het buitengoed de Munnikenhof. In 1621 werd hij pensionaris van Middelburg, nadat hij een professoraat in het Burgerlijk recht te Leiden had afgeslagen. In 1623 vertrok hij echter in gelijke functie naar Dordrecht, al viel het afscheid van Zeeland hem zwaar. In 1636 werd hij raadpensionaris van Holland en West-Friesland, in 1645 bovendien grootzegelbewaarder der Staten en der Grafelijkheid van Holland en registreermeester der lenen. De Grote vergadering van 1651 v^erd door hem geopend en gesloten; bij die gelegenheid verzocht hij, de 74-jarige grijsaard, ontslag uit de betrekking, die hem meer en meer tot een last werd. Zijn levensavond heeft hij doorgebracht op het landgoed Zorgvlied in de buurt van Den Haag, dat hij uit ruime beurs had laten aanleggen en waar hij op bijna 83jarige leeftijd gestorven is.

In 1829 is te Brouwershaven een standbeeld voor hem opgericht. Op de Munnikenhof is Cats weer begonnen te dichten. Toen zijn eerste werk, de Sinn’-en Minnebeelden en de Maechden-plicht (beide 1618) verscheen, was hij al 41. Waarschijnlijk is hij zich pas na de verschijning van deze bundels bewust geworden van zijn talent als volksdichter. Weldra volgden de Self-stryt (1620), het Toneel van de mannelicke achtbaerheyt (1622)