pseudoniem van Sara Voeten-Minco (Ginneken 1920), journaliste en auteur; in 1925 verhuisde zij naar Breda en bezocht daar de Nutsschool voor meisjes. Van 1938-40 was zij leerling-verslaggeefster bij de Bredasche Courant.
In 1940 vertrok zij naar Amsterdam. Zij wist tijdens de Tweede Wereldoorlog als enige van haar familie aan deportatie te ontkomen door onder te duiken. In 1945 trouwde zij in Amsterdam met de dichter Bert Voeten, die zij al eerder in Breda had leren kennen als verslaggever van het Dagblad voor Noord-Brabant. Zij schreef sterk autobiografische romans en verhalen, o.m.: Het bittere kruid(1957), Het adres (1957), De andere kant (1959), Kijk ’ns in de la (1963), Moderne joodse verhalen (1964, bloemlezing), Een leeg huis (1966), Terugkeer (1968), De dag dat mijn zuster trouwde (1970), Mijnheer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren (1974), Je mag van geluk spreken (1975), De val (1983), De glazen brug (1986). Daarnaast schreef zij enkele televisiespelen, o.m.: De hutkoffer (1970) en Daniël de Barrios (1975). In 1958 werd zij bekroond met de Vijverbergprijs. Van haar werk verschenen talrijke vertalingen.